Vroeger vond ik het reuze gênant. Sprak mijn moeder weer eens een totaal vreemde aan op straat. ‘Wat zie je er prachtig uit.’
Of tegen de man van de fetisj-winkel om de hoek: ‘Wat heb je je etalage weer mooi ingericht vandaag.’
Children of men
Van mijn moeder heb ik geleerd dat het liefdevol is om, nadat je een mooi boek hebt gelezen, de schrijver ervan een kaartje te sturen om te zeggen hoezeer je ervan hebt genoten. Ook al ken je die schrijver niet. Ik vind het allang niet meer gênant, sterker nog: ik ga steeds meer op mijn moeder lijken. Zo liep ik laatst nog bij de juwelier hieronder naar binnen, alleen maar om te zeggen dat ik zijn ringen in de etalage zo mooi vind.
Maar dit weekend overtrof alles.
Ik was beland bij een film die indertijd onder mijn radar was doorgevlogen (niet zo gek als je tien jaar op reis bent geweest): Children of men. In de Balie, de regisseur was erbij. En dat laatste was een goedbewaard geheim want die regisseur bleek nogal beroemd te zijn, met een Oscar op zak. Verder zag hij er precies uit als een regisseur: klein en een beetje oud en onopvallend.
Verpletterend
Die film was zoals heel af en toe een film kan zijn: verpletterend. Van begin tot einde zat ik op het puntje van mijn stoel, de adrenaline joeg door mijn lijf. En aan het eind kon ik niet meer ophouden met huilen.
Voor de Balie stond de beroemde regisseur, omringd door fans. En voordat ik erover nagedacht had, duwde ik een paar fraai opgedofte meisjes opzij en viel de man om de hals, terwijl ik snikte dat zijn film mij zo geraakt had.
‘I am so sorry,’ zei hij een beetje geschrokken.
Die film danst nu al dagen door mijn brein. Af en toe afgewisseld door de gedachte aan die regisseur die nu weer veilig in Londen zit. Heb ik hem nou een compliment gegeven of juist de stuipen op het lijf gejaagd?
Bewijs: behuilde Anna met beduusde Alfonso Cuarón