Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Achtergrond

Morgen – toevallig op de sterfdag van mijn moeder – komt de jongste dochter terug van haar maandenlange reis door Latijns Amerika.

Bij aankomst zal een grote vriendenschare haar reikhalzend staan op te wachten. Plus haar vader, haar geliefde, haar zussen. Ze gaat wonen het tuinhuisje in Noord en daar keihard -want blut- werken op het Mandela-terras. Verder heeft ze ook al van alles gepland aan festivals en tripjes.

Schiphol

Dus sta ik vooral op Schiphol om met mijn eigen ogen te zien dat mijn kind weer veilig in de buurt is, ik geef haar een reuzenknuffel en dan wacht ik rustig af. Dat stel ik me zo voor. Net zo bescheiden op de achtergrond als mijn eigen moeder altijd bij mij was tussen al mijn reizen door. Zonder enige dwang wachtend tot dat dynamische kind een moment heeft van leegte, om bij mij op de bank te ploffen, lekker bij te kletsen en te knuffelen met de katten.
‘Dus dan zie ik jou als ik aankom maar heel kort?’ appte ze, alvast haar terugkomst plannend.
‘Je zult omringd zijn door vrienden,’ schreef ik.
En zij schreef: ‘Niet meteen weg sneaken hoor. Ik heb jou toch ook erg gemist.’
Dat deed me toch goed. Want ja, het liefst zou ik natuurlijk willen dat ze tot aan haar volgende avonturen weer bij mij kwam wonen met al haar drukte. Maar dat lukt niet goed op veertig vierkante meter.

En ondertussen vraag ik me af of ik, toen ik zelf een woest reizende studente was met een hysterisch druk leven, ooit zoiets liefs over missen tegen mijn moeder heb gezegd. Ik denk het eigenlijk niet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *