Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Lieve Jowi (antwoord op jouw stuk in Trouw)

Maar we kunnen er toch niet zomaar mee ophouden?

“Kinderen een boek laten lezen? Geef het toch op”. Hoe leg ik dat uit aan mijn moeder, aan mijn kinderen, aan mezelf?

Jehova

Ik had eerst een ander stukje geschreven. Over de trainingen die ik geef over lezen en schrijven, dat ik desnoods wel de Jehova aan de deur ben, op zoek naar dat ene zieltje. Dertig jaar geleden werd ik regelmatig uitgescholden omdat ik liep te collecteren tegen apartheid, en toen ging ik ook gewoon door. Mooi dat Mandela uiteindelijk uit die gevangenis kwam. Hoezo ontlezing? Ik duw je die boeken desnoods door de strot.
Maar toen werd ik ineens zo verdrietig. Dat geluk van die ene zin… dat boek dat je beeld heel even doet kantelen… de sensatie dat woorden je omhoog kunnen trekken uit de gekte van het bestaan. Hoe tof en belangrijk is dat? Wanneer is het gebeurd dat we het verhaal over het verhaal zijn gaan zien als de zoveelste opgave, een schier onmogelijke klus? Ja natuurlijk, ik hoor je ervaringen, ik ken ze zelf maar al te goed – wat dacht je dat vijf jaar schoolschrijver zijn in hardcore ontlezend Amsterdam met je doet?  Maar toch. Maar toch! Dan stap ik zo’n klas binnen en dan ben ik – al is het maar 5 minuten, al is het maar voor 1 kind – Tinkelbel met haar magische sterrenstof.

Ooit zat ik in een zaal vol mensen waar een vreemd insect naar binnen was gevlogen. Ik volgde het insect met mijn ogen, de meeste mensen sloegen het weg, geërgerd, bang soms. Maar er was één vrouw die het insect op haar hand ving en het uitgebreid en nieuwsgierig begon te bekijken. Ik wil die ene vrouw zijn. Samen met jou en heel veel anderen.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *