Daar zitten ze: mijn lieve klantjes van het dinsdagdiner.
De een na de ander komt inmiddels terug van het tussenjaar, de eigen dochter stralend middelpunt.
Ademloos
De een was in Mozambique, de ander in India, de derde in Thailand, Cambodja, Vietnam. Mara volgen we nog ademloos in de Andes. De verhalen buitelen over de tafel. Van dat heerlijke eten hier, die prachtige hike daar, de andere backpackers die in één nacht vrienden voor het leven werden, en ook de verwarring die ze voelen nu ze terug zijn. Nieuwe reisplannen worden gesmeed en ik snap het, ik snap het zo.
Want ja, ik ben ook nog steeds vol van New York en droom stiekem van nieuwe reizen met het leuke maatje (dat ondertussen alweer op het filmfestival van Cannes zit, zo ongezellig).
Maar er is ook iets anders.
‘Ik fietste over de grachten met mooie muziek en ineens zag ik hoe mooi Amsterdam was,’ zegt er eentje verrast. En ook dat snap ik.
Ik heb zo’n Amsterdams platje, je moet er door het raam naartoe klimmen. Daar zet ik nu steeds een nieuwe plant neer, als er weer eentje in de bonus is ergens. Ik heb mezelf getrakteerd op stoeltjes in de kleur van mijn huis, op gekleurde lampjes en zelfs op een buitenposter op de lelijk gestucte muur. De poezen vinden het alvast geweldig.
En als een van de meiden daar deze avond even gaat zitten wordt het meteen zomer. Een lange Amsterdamse zomer, waarin ik ga werken, schrijven en heel veel kopjes koffie drinken tussendoor – in dat straaltje zonlicht tussen de andere huizen door dat altijd langer duurt dan je denkt.