Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode 19 (aan de pieploosheid)

Ach het pieploze leven.

Bliepjes, piepjes. Van computers en telefoons. Van alle mogelijke apparaten. De oven als hij op temperatuur is. De vaatwasser als ie uitgewassen is. Het houdt nooit op. Een beetje als de verse appels aan de boom uit het sprookje die smeken: pluk mij, pluk mij. Leeg mij, leeg mij, zeurt de vaatwasser. En mijn koelkast piept als je hem niet goed dichtdoet. Maar niet nu. Nu piept ie nonstop.

Rottende gebeurtenissen

Vlak voor de kerst ging ie kapot, de inbouwkoelkast. Nu betaal ik toevallig een miljoen euro servicekosten per maand, dus ik krijg een nieuwe, met zijn eigen liftje omdat ze niet over de trap willen sjouwen. Tot zover prima. Los van diverse rottende gebeurtenissen in de vriezer – die ik nu echt niet meer open durf te doen, ik denk dat de inhoud inmiddels welig tiert. En wierig teelt.
En los van het constante gepiep.
Verlos mij, verlos mij, gilt de koelkast.
Op een of andere manier komen de koelkastmannen pas volgende week, drie weken nadat alles kapot ging. Tot die tijd moet ik leven met piepjes. Om het uur slaat hij aan, dag en nacht. Ik krijg hem niet uit, alleen maar tijdelijk. Dus dat betekent om het uur mijn bed uit rennen. ‘Alsof ik een huilbaby heb,’ zei ik tegen mijn vriendin Jowi. ‘Maar naar een huilbaby ga je toe uit liefde,’ zei ze. ‘Of hou je zoveel van je koelkast dat je steeds blij naar hem toe rent om hem te sussen?’

Ik ben helemaal niet blij. Ik droom van een pieploos leven, zonder zoeven, ruisen, bliepen, zoemen, suizen, tingelen en trillen. Zoals vroeger. Toen de apparaten nog gewoon gingen slapen als je ze niet nodig had.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *