Categorieën
Afrikareis

Tijd

(Nouakchott) “Jullie doden de tijd.” Dat zegt Momo in het boek Momo en de Tijdspaarders. In dat boek is een heel leger van enge mannen bezig de mensen hun tijd af te nemen zodat iedereen steeds gehaaster wordt.
Bij ons in Mauretanie is het omgekeerde aan de hand. We krijgen steeds meer tijd, zonder er ook maar iets voor te doen. De reparatie van de auto duurt nog steeds voort.
“Ik wil korting,” zegt Ilco tegen de man van de auto-onderdelenwinkel, “want dankzij jou hebben we nog weer een week vertraging.” De man van de winkel kijkt hem verbijsterd aan en een Mauretaanse vriend zegt later: “Tijd is hier totaal onbelangrijk. Dingen duren zolang ze duren. Als dat langer is dan je dacht….. inch`Allah. En met geld heeft dat al helemaal niets te maken.”
Ik dood de tijd, zegt de Nederlander. Maar de Afrikaan zegt: uiteindelijk doodt de tijd jou.

Hunker

West Afrika wordt bezocht door een bonte stoet van pioniers. Vanuit Auberge Sahara zien wij onder anderen:

Een rijdende school van zestien kinderen die pas aan het einde van het schooljaar weer in Frankrijk zullen terugkeren.
Een vrouw die alles achter zich heeft gelaten en met haar ouders en haar kind kippenboer gaat worden in Senegal.
Vijf junks die aan het afkicken zijn.
Een Vlaamse tv-komiek die zich een week met een groep kamelen en een camera heeft teruggetrokken in de woestijn.
Twee dappere idealisten die met hun computer naar Afrika zijn gekomen om overal duurzame ontwikkeling in de bouw te creeren.
Een groep hippie-tandartsen uit Spanje, die in hun rijdende praktijk de gebitjes van zoveel mogelijk kindjes wil aanpakken.
Duitsers die in een week naar Mali rijden om daar heel duur hun Mercedes te verkopen.
Twee andere Nederlanders die net met hun auto over de kop zijn gegaan (echt waar).
En een stuk of wat eenzame motorrijders die elk hun eigen Paris-Dakar doen.

Wij kijken ernaar. We praten met de vissers voor wie de klok elke dag gelijk loopt: vloed, eb, vis binnenhalen en dan druipend in een doorgezakte auto vol vis naar de stad.
We hunkeren. Naar de dampige stranden en oerwouden van Senegal. Naar de olifanten van Burkina Faso. Naar de films van Ouagadougou. Naar de rivierbootjes van Gambia. Naar het Dogon volk van Mali. En dan met een bootje over de Niger naar Timboektoe.

PS door Ilco: Ezel

Ach, het was precies 1200 jaar geleden nog zo fijn koek en ei tussen het opperhoofd der christenen en die der islamieten. Zeker, er was territoriumdrift, maar die raakte elkaar hooguit wat in Andalusie. Pas bij Paus Urbanus II, die in 1099 opriep tot de eerste ‘Heilige’, maar vooral plunder en verkrachting brengende, Kruistocht, ontspoorde het voor het eerst. In 807 lieten Karel de Grote en Haroen al-Rasjid elkaar echter lekker met rust tijdens het onthoofden van de andersdenkenden en het verwerven van nieuwe zieltjes in de eigen wingebieden. Het schaarse contact bestond uit het over en weer sturen van cadeaus. De hofkronieken van Karel waren daar zeer lovend over: lampen van Nubisch goud, koperen Byzantijnse kandelaars, fijngewoven Perzische tapijten, geurige kruiden en oliën en zelfs een heuse olifant! De analen van Haroen waren ronduit minzaam over wat hen werd geschonken en dat is best begrijpelijk: wat linnen, kanonnen, honden en … ezels.
Goed, het noorden was nog arm; het grote overhevelen van grondstoffen en slaven vanuit Afrika en het Oosten naar Europa was nog niet begonnen. Maar een ezel, kom op zeg, dat doe je alleen je vijand cadeau. Toch? Ze klinken lelijk, ogen lelijk en poepen grote, ronde keutels. De wraak was dan ook groot en lijkt nog steeds niet zoet genoeg. In alle Arabische landen is de ezel inmiddels de grootste zielenpoot die je maar kunt bedenken. Ze zeulen zichzelf door de hitte met achter zich altijd véél te zwaar beladen houten karren, waarvan de stangen net zolang tegen hun huid schuren tot ze open en bloederig zijn. In die wonden verzamelen zich dan weer de vliegen en de infecties, maar ook de vele zweepslagen. Nooit lijkt het arme beest hard genoeg te gaan, in de ogen van zijn tiran bovenop. Met stokken of rubberen slangen worden ze minstens tien keer per minuut keihard geslagen. De slang heeft dan nog het ‘voordeel’ dat je hem in één van de oren van de ezel kunt hangen, wanneer deze niet meer op de stokslagen reageert. In dat geval wordt er keihard door de buis geschreeuwd, zodat die explosie van herrie middenin het oor uitmondt.
Hoe meer men vanuit de auto’s naar die ezelaar roept dat ie op moet rotten des te harder lijkt deze slemiel van het verkeer zijn frustratie te willen lozen op het weerloze beestje voor hem. Regelmatig rijden de auto’s er trouwens ook tegenaan, waardoor er hier geen ezel is die niet gewond of mank is, maar meestal zijn ze beide. Het wordt echt tijd voor een ezelvakbond. Ezels aller landen verenigt u. Dit kán echt niet langer getolereerd worden. We hadden er nooit één moeten sturen, zo’n ezel. Maar nu we zien hoe ze het maken, moeten we ze maar allemaal terug komen halen. Net als de fietsen uit Duitsland.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *