Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ogen van glas

Er hing een oude man tussen de trein en het perron.

Iedereen was kennelijk langs hem heen gelopen zonder hem op te merken, hij hing daar ook als bevroren.

Secundair aardig

Ikzelf was net daarvoor opgeschrokken uit de diepten van mijn laptop en struikelde razendsnel naar de uitgang van de trein, terwijl het fluitje al klonk. Jas, tas, computer in mijn armen geklemd, ik viel nog half over mijn sjaal.
En toen zag ik dus die man.
Soms wil je secundair aardig zijn, tenminste ik ben zo iemand die altijd drie straten verder denkt: misschien had ik even moeten checken of dat bijna-fietsongeluk van die twee mensen wel goed is afgelopen. Maar dit keer was er geen tijd te verliezen. ‘Gaat het wel?’ vroeg ik aan de man en die viel me pardoes om de hals. Ik plukte hem van de trein en de trein reed weg.
De man zei dat hij blind was, maar er was ook iets met zijn motoriek. Het ontroerde me hoe hij mij vasthield en niet meer losliet, een kind met een oudemannengezicht en ogen van glas. Dus, nadat ik mijn jas en sjaal had aangetrokken -en hij mij al die tijd bleef vasthouden,- sjouwden we samen naar de lift die kapot was en toen toch maar voetje voor voetje de lange stationstrap af. ‘Ja,’ zei de man, ‘zo gaat het aan het einde van je leven. Geen leuk vooruitzicht.’
Uiteindelijk bracht ik hem helemaal tot in zijn bus – waar de buschauffeur het overnam.
Ik liep weg met het gevoel dat ik iets belangrijks had meegemaakt. En ook voelde me ik me heel erg jong ineens. Ik had zin om te huppelen en met mijn armen te zwaaien als Kees de Jongen.

Natuurlijk vond ik ook dat ik nu karmapunten verdiend had maar ik miste zelf mijn aansluiting en ook de rest van de dag was taai als ouwe stroop.

2 reacties op “Ogen van glas”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *