Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Parallel

‘Kijk,’ zeg ik. ‘Kijk het licht.’

De blaadjes van de bomen bewegen in de wind en de lage herfstzon schijnt erdoorheen zodat er tinkelende patroontjes dansen door het huis: op de muren, de grond.

Blaadjes

‘Dat vond ik als kind al zo wonderbaarlijk mooi, ik kon er uren naar staren vanuit mijn bed.’ Ik heb er J al eens een tijd geforceerd naar laten kijken. Maar vandaag is er een fotografe op bezoek en die begrijpt het precies. ‘Dat licht, hoe het dwars door je huis heen gaat. En ja, dan die blaadjes.’ We worden er steeds blijer van samen, verlichter.
Ondertussen hoest en vloekt de buurman. Inmiddels denk ik: het is een ziekte. Een klein bang mannetje is hij als ik hem op straat zie. Maar als hij vloekt… en vloekt…en bulderend hoest, elke ochtend opnieuw… en vloekt… shit shit shit kanker tering godverdomme, dan is dat soms zo hard dat ik muziek opzet, er dwars doorheen zing. Tussen ons zit in een heel dun wandje, van een bovenwoning in de Amsterdamse Pijp. Hij vloekt. Ik zing.
Nog weer een stad verderop herdenken twee ouders de verjaardag van hun zoon, mijn neefje die al best lang dood is maar nooit echt. En gaan er andere mensen dood die nog lang niet dood mogen gaan, zoveel koude tranen. 

En de blaadjes dansen in het licht. 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *