Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Een fijne lege dag

Ik bak nog steeds elke dag een taart, het heeft iets manisch.

Het is een komen en gaan van mensen voor de suite, pakjesbezorger, klussers, vrienden, vriendinnen en oma natuurlijk. Mijn moeder drinkt hier koffie, luncht hier, doet haar middagslaapje op de bank… En het eerste wat ze vraagt als ze binnenkomt: ‘Heb je een stukje taart?’

Studiedag

Er was vorige week één fijne lege dag met niks in mijn agenda. Ik klapte mijn computer open, kopje koffie ernaast, heel veel zin om te schrijven.
Ik had een paar zinnen opgeschreven en er begon net iets te gebeuren op papier. Toen ging de bel. De tegelzetter en die had heel erg zin in een kopje koffie en een praatje. Een uitzonderlijk nieuwsgierig iemand met een groot pak was de volgende. De schoonmaakster waar ik dol op ben maar ook die had zin in koffie en praten. Net was zij weg of er kwam een kind thuis want er bleek een ‘studiedag’ op school te zijn – de derde alweer dit jaar. Een vriendin van dat kind kwam ook meteen maar mee. En toen ik die eindelijk naar boven had gedirigeerd zag ik vanuit mijn ooghoek mijn moeder over het grindpad aan komen schuifelen. ‘Heb je misschien…?’

Laagje voor laagje

Gelukkig maak ik mijn eigen zentherapie in de keuken. Terwijl ik mix, kneed en klop, denk ik na over -bijvoorbeeld- dat nieuwe boek, Therapie of tic, dat bakken. Bloem -die  overtuigd is van het laatste- zegt dat ze de film van mijn leven zou spiegelen aan het eindeloos bakken van taarten. Totdat ik een oud besje ben en niemand meer komt en ik mezelf langzaam maar zeker begraaf onder de gembercakes, rabarbertaarten en taarten met amandel.
Die ene lege dag werd uiteindelijk zo onrustig dat ik maar spekkoek ging bakken. Laagje voor laagje moet dat – bruin, wit, bruin, wit, minstens dertien- en met elke laag die ik de oven in schoof zag ik een parallel met het leven. Een beetje zoals ik ooit iemand verdriet heb horen omschrijven als ‘de schilletjes van een ui.’
Toen kwamen er nog meer kinderen thuis en mijn moeder ging nooit meer weg en het werd zo druk met elk uur wel iemand die moest eten of werken of voetballen dat ik de laagjes steeds sneller over elkaar heen kwakte. Zodat ze tenslotte allemaal door elkaar heen vloeiden en de spekkoek mislukte. Niet qua smaak, maar de laagjes waren een bruine drab geworden.
Ook daarin zag ik veel overeenkomsten met het leven zelf – of in ieder geval met het mijne.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *