Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Wat lopen

‘Niet de mist is gevaarlijk,’ zegt de oude wadloper.

De mist die plotseling opkomt en die maakt dat je op navigatie moet lopen omdat je in enkele ogenblikken niet meer kunt zien waar het noorden is of het oosten. Daar schrikt de wadloper niet meer van. ‘Nee, dan de bliksem.’

Eindeloze vlakte

Eindeloze vlakte tot zover je kunt kijken, woeste wolken erboven. De schipper had al gewaarschuwd. ‘Als je eenmaal die plaat op bent, dan ben je verkocht.’ Zo wijd, zo groot.
De meisjes stuiven alle kanten op. Naar het eenzame drenkelingenhuisje op palen, waar tegenwoordig vogelaars wonen. Naar de zeehonden in de verte. Naar waar de zee zachtjes aan komt rollen en je blote voeten diep wegzakken in de drijfzandachtige blubber. ‘Iew!’
Verder en verder loop ik met de oude wadloper mee. Ooit was hij Gauvain uit Zout op mijn huid. Nu is hij een kromme man met een wadloopstok die pas na een tijde begint te vertellen, in een bijna onverstaanbaar dialect. Over hoe gevaarlijk het is als de bliksem komt op het open wad en dat je dan geen kant op kunt. ‘Gewoon maar doorgaan, dat is het enige… En heel hard hopen dat het niet misgaat.’

Later varen we nog langs de mensen van Pieterburen die vijf zeehondjes uit de crèche aan het vrijlaten zijn. Zo klein zijn ze nog, die zeehondjes, en zo dapper hupsen naar het water toe. Kijk ze nou duiken in de golven, met een onbevangenheid die ik ook bij al die meisjes -vijftien, bijna zestien- nog steeds kan zien.
Dagdag, daar gaan ze. Nu begint het hopen.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *