Ik hoorde laatst een mooi verhaal over een hele oude dame, die met enige regelmaat naar Schiphol reisde en terug.
Daar ging ze dan de hele dag in de aankomsthal zitten en keek, met een drankje erbij, naar de aankomende mensen, de ontmoetingen, de omhelzingen, de tranen.
Wachten
Ik wil haar zijn, die vrouw. Mijn tijd is nu nog niet zo vrij dat ik een hele dag random op Schiphol kan gaan zitten, maar ik word altijd behoorlijk gelukkig van een uurtje Arrivals 1,2,3 of 4. Omdat ik daar dan meestal iemand ophaal die ik erg heb gemist – dit weekend de middelste dochter, terug van veldonderzoek in Colombia – maar ook het drentelen in de hal na de landing (hoe raar lang duurt het altijd om van het vliegtuig naar de uitgang te lopen), vind ik vrij geweldig. Dat stille meisje met die opgedofte baby als een accessoire op haar arm, op wie wacht ze? En wat is haar relatie tot die twee mannen die uiteindelijk met haar meelopen en de baby geen blik waardig achten? De vermoeide moeder met haar twee zoontjes die hun gebruinde vader en echtgenoot onthalen alsof hij de koning zelf is, wat is daar het verhaal? En die grote groep slaperige jongens met ‘wolves’ op hun trui? Ze worden opgehaald door een jongen met een bord waar ‘wolves’ op staat, dus dat is alvast goed gelukt, maar waar brengt hij ze naartoe, slapen ze vannacht in stapelbedden en sluipen dan stiekem naar de coffeeshop op de hoek? En waarom is er niemand hier voor die veel te jonge meid verderop met veel te veel bagage?
Ik had het programma Hello Goodbye allang in mijn hoofd voor iemand anders op dat idee kwam. Maar in mijn hoofd is het beter. Daar komen alleen kleine flonkeringen van verhalen binnen en de rest kan ik zelf bedenken: liedjes van verlangen, sentimental journeys, slices of life, oude vrienden, gelijmde harten, en vooral veel kleine opluchting. Daar ben je weer. Thuis.
Of eigenlijk bijna thuis. Alsof de deur op een kiertje en je stiekem nog even over hun schouder naar binnen gluurt.


