Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Bericht uit de binnenstad

Bijna niemand kan, mag of durft nu de Amsterdamse binnenstad in. Maar ik woon er. 

Daarom een ooggetuigenverslag van hoe het nu is in post-apocalyptisch Amsterdam Centrum. 

De Wallen

Als niets vanzelfsprekend is is alles bijzonder.
Dat was het enige positieve zinnetje (uit een cartoon in Trouw) dat bleef hangen deze week. Ik doe echt mijn fokking best om met die ogen te kijken. Neem de oversteekplaats voor Amsterdam CS. Normaal een hel, ik kan niet anders zeggen, door al die fietsen en de constante stromen toeristen. Een flessenhals waar je amper zonder kleerscheuren en heel veel vloeken doorheen komt. Daar staat nu een mannetje in een geel hesje, helemaal alleen. Af en toe een tram met twee mensen erin, een paar auto’s. Wat is die stoep breed!
Of de Wallen (foto), toch het mooiste stukje stad. Normaal niet te doen vanwege (wederom) die hysterische toeristen. Het tehuis van mijn moeder staat daar vlakbij. Ik mag daar niet meer in maar ga soms van een afstandje door het raam naar haar staan kijken en dan moet ik dus over de Wallen. Zo stil en pittoresk! Zo rustig zonder rood licht. En zo groezelig ook, nu pas zie je hoeveel achterstallig onderhoud er is aan al die beeldschone pandjes.
De Nieuwendijk, om de hoek, wordt nu enkel en alleen bevolkt door plukjes jongens: die van de bezorgdiensten (hoe rijk is iedereen nog steeds) en die bij de coffeeshops.
En politie op fietsen, overal is politie te fiets. 

Gekken en stoners

Ook in de Haarlemmerstraat zelf. Het is bizar dat ik met mijn ogen dicht kan oversteken. Normaal is het buitenzetten van de vuilniszak zonder aangereden te worden al een kunst op zich. Zelfs middenin de nacht was het niet eerder zo stil, ik woon in een straat die nooit slaapt. En nu? Een enkele winkelier die niks verkoopt, ik maak met iedere dappere een afstandspraatje. Een paar gekken. Die stoners. Weer politie.
En dit weekend ineens het draaiorgel, met twee kromme oude mannetjes met geldbakjes. Uit de ramen van de niet-expathuizen hingen her en der wat verstopte blije mensen. Ik rende, nee vloog naar beneden met al het kleingeld dat ik zo snel kon vinden om dat -jaha vanaf een afstand- in die bakjes te gooien. 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *