Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Boterzacht

Boterzacht. Dat had buienradar voorspeld. Ik staarde er een tijdje naar: kan het weer boterzacht zijn? Is dat niet een ander soort zacht?

En natuurlijk stormde het keihard, de dag dat ik de dochter van achttien naar het ziekenhuis bracht. Schuimkoppen op het IJ, gierende slagregen erboven.

Vleugels

Ze was gevallen op de dansvloer. Per ongeluk heel raar terechtgekomen, waardoor haar kruisbanden aan gort. Dus nu gingen ze uit een pees nieuwe maken. Op zich geen operatie om dramatisch over te doen en Chaia vond het ook eigenlijk onzin dat ik haar ging brengen. ‘Ik kan er toch gewoon zelf heen rijden met de auto.’ ‘Maar je blijft slapen dus  iemand moet die auto wel weer terugbrengen,’ zei ik slim. Ze is zo stoer en zelfstandig, een lastige om onder mijn moederlijke vleugels te nemen. Ze is namelijk  Chaia – en Chaia heeft haar eigen vleugels.
Ik durfde allang niet meer te vragen of ze ertegenop zag, tegen de operatie. ‘Dat heb je nu al zo vaak gevraagd.’ En nee, het enige waar ze tegenop ziet, is de lange revalidatie daarna. Dan kan ze niet uitgaan, niet werken, niet rennen. En hoe moet het met haar examens?
Dus hield ik me een beetje op de vlakte in het ziekenhuis, geen klef gedoe. Maar ik ging natuurlijk wel mee naar binnen. Bleef gewoon overal bij in een hoekje. En uiteindelijk liep ik helemaal met het rijdende bed mee tot aan de gewelven van de operatiekamer.  Dat was gewoon op de tweede verdieping maar het voelde toch als de kelder. Geen leuke kleurtjes op de muren, alles steriel als een slachthuis.

De deuren klapten open en daar gingen ze met mijn kind. Vanaf hier moest ik haar echt laten gaan, en gingen ze in haar snijden.
’Zet hem op, stoere,’ zei ik luchtig. ‘Kijk niet zo,’ snauwde ze. Maar ook háár ogen zeiden iets anders.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *